In deze Kadernota staan de uitgangspunten en kaders waarbinnen beide colleges de begroting 2022 opstelt.
De ontwikkeling van de loonkosten van de gemeenteambtenaren volgt de cao. De in 2019 afgesloten cao heeft een looptijd tot 1-1-2021. De nieuwe cao onderhandelingen worden gevoerd op de inzetbrief van de VNG: een loonbod op een nullijn, waarbij de fiscale aanpassingen die in januari 2021 op het loonstrookje te zien zijn, al voldoende compensatie zou bieden voor de prijsindexering. Aangezien er nog geen nieuwe cao is vanaf 1 januari 2021, heeft de loonkostenbegroting ruimte in 2021. Er is in de begroting 2021 uitgegaan van een stijging van 3% ter dekking van cao aanpassingen en aanpassing van (pensioen-)premies werkgevers per 1-1-2021. Na aftrek van de verhoging werkgeverspremies per 1-1-2021 is er nog krap 1,9% beschikbaar voor cao en incidentele vergoedingen (bijv. thuiswerkvergoeding). De verwachting is dat we richting het voorjaar van 2021 hierover meer duidelijkheid kunnen geven. Voor 2022 heeft het ABP reeds een waarschuwing afgegeven voor een stijging van de pensioenpremie. Een indicatie over deze verhoging wordt medio 2021 verwacht en het definitieve percentage wordt eind 2021 bekend gemaakt. Voor de meerjarenbegroting 2022-2025 wordt er vanuit gegaan dat de stijging opgevangen kan worden binnen de begrote 3% per jaar voor loonsverhogingen en (pensioen-) premies werkgevers.
De personeelsformatie is gebaseerd op het organogram per 1 februari 2021, inclusief alle wijzigingen en genomen besluiten tot en met januari 2021. De ambtelijke functies begroten we tegen de functionele schaal met een anciënniteit van trede 10.
De domeinen geven per team aan hoe de personeelskosten moeten worden verdeeld over de programma's en beleidsvelden (procentuele verdeling), tenzij er sprake is van tijdschrijven. Een belangrijk onderscheid hierbij is de verdeling tussen overhead- en lijnfuncties. De overheadkosten worden berekend per formatieplaats (fte), waarbij de buitendienst is uitgezonderd. Deze opslag wordt gebruikt bij de activering van investeringsuren, alsmede bij de berekening van de kostendekkenheid van belastingen en leges, grondexploitaties en anterieure overeenkomsten.
Voor de subsidies houden we rekening met een jaarlijkse indexatieverhoging van 2,5%. Indien instellingen zelf een hogere cao-ontwikkeling hebben volgt er geen aanvullende compensatie. Met de instellingen is afgesproken dat voor het lopende jaar niet meer wordt gecompenseerd voor loonkostenstijgingen gekoppeld aan de ambtenaren cao. De jaarlijkse indexatieverhoging vindt plaats bij de verleningsbeschikking voor het subsidie.
De kosten van derden zijn goederen en diensten die aan de gemeente worden geleverd. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kosten van energie, kantoorartikelen, accountantsdiensten, onderhoud aan gebouwen en infrastructuur, schoonmaak en softwarelicenties. In afwijking van de CBS-indexering gaan we uit van een jaarlijkse groei van 1,00%. Hiermee onderstrepen we de blijvende inzet om goedkoper en met een hogere kwaliteit in te kopen. In de budgetten is de groei niet functioneel verwerkt. In het geval van excessieve stijgingen kan met onderbouwing aanspraak worden gemaakt op de collectieve stelpost. Reguliere stijgingen dienen binnen het betreffende programma/beleidsveld te worden opgevangen.
Voor de leges, afvalstoffen- en rioolheffing geldt het criterium van 100% kostendekkenheid. Dit betekent enerzijds dat niet meer mag worden geheven dan de begrote kosten die gedekt worden met de heffing. Het betekent anderzijds dat kostenstijgingen bijvoorbeeld als gevolg van CAO ontwikkelingen in deze tarieven worden doorberekend. De hoogte van deze tarieven zijn onder meer afhankelijk van de tijdsbesteding en de kosten van overhead. De opbrengsten worden gebruikt om de kwaliteit van de activiteit te waarborgen en om personeels-, huisvestings- en materiaalkosten te dekken. Van een aantal tarieven wordt het maximaal te heffen bedrag vastgesteld door de Rijksoverheid zoals de tarieven voor reisdocumenten, het rijbewijs en de tarieven voor aktes uit de registers van de burgerlijke stand.
De OZB, RZB en de overige heffingen (precario-, toeristen-, honden-, reclame- en parkeerbelasting en marktgelden) stijgen jaarlijks nominaal met de consumentenprijsindex (CPI) zoals gepubliceerd door het CBS in januari van het jaar voorafgaand aan de begroting. Voor 2021 bedraagt de indexering 1,6% (CPI januari 2021). In de meerjarenraming gaan we voor de jaren na 2021 uit van 1,50%. Dit passen we bij de volgende kaderbrief aan op basis van de CPI van januari 2022. Door areaaluitbreiding ((ver)bouw woningen en niet-woningen) verhogen wij jaarlijks de opbrengst OZB. Bij een algehele waardedaling c.q. waardestijging van de onroerende zaken verhogen dan wel verlagen wij het tarief van OZB, om de begrote opbrengst te realiseren.
Als gevolg van ontwikkelingen op de kapitaalmarkt wordt het renteomslagpercentage voorlopig voor de Kadernota 2022 1,25% aangehouden. Dit percentage gebruiken we ook als uitgangspunt voor de berekening van de lasten van (toekomstige) investeringen. De renteomslag, zal voor de begroting 2022-2025 nader berekend worden conform de bepalingen, zoals opgenomen in de Financiële verordening en de BBV notitie rente. De verwachting is dat dit op 1% zal uitkomen.
Voor de doorberekening van rente aan Bouwgronden in Exploitatie (BIE’ s) is de toegestane toe te rekenen rente gebaseerd op de daadwerkelijk te betalen rente over het vreemd vermogen. Hierbij wordt het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille naar de verhouding vreemd vermogen/ totaal vermogen berekend. Om te voorkomen dat de renteparameter jaarlijks fluctueert, kiezen we in de meerjarenprognose voor een stabiel rentepercentage van 1,25%.
De afschrijving van de vaste activa vindt lineair plaats. Voor het afschrijven van de vaste activa hanteren we de afschrijvingstermijnen uit de financiële verordening. De afschrijvingen starten in het jaar na ingebruikname. Op gronden en terreinen schrijven we niet af. Investeringen beneden € 50.000 nemen we rechtstreeks in de exploitatie op, uitgezonderd de jaarlijkse vervanging van kleinere auto’s die samen worden geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
Voor verbonden partijen gaan we uit van dezelfde financiële uitgangspunten als voor de eigen begroting. De budgetten worden dus ook geïndexeerd. Het betreft de Veiligheidsregio, de Metropoolregio Amsterdam, de GGD, Werkom, de Omgevingsdienst IJmond, het Waterlands archief en het recreatieschap Twiske-Waterland. De meerjarenbegrotingen van de verbonden partijen hebben we verwerkt zoals aangegeven in de zienswijze die door de raad is vastgesteld. Mogelijke financiële effecten uit de zienswijze worden verwerkt via het begrotingssaldo.
Voor de post onvoorzien ramen wij conform de bestendige gedragslijn een jaarlijks bedrag van € 50.000. Dit budget wordt alleen gebruikt om onvoorziene, onuitstelbare en onontkoombare uitgaven op te vangen. Als wij hier een beroep op moeten doen, dan informeren wij uw raad hierover bij de tussenrapportage en/of het jaarverslag.
De volgende ontwikkelingen zien we als autonome ontwikkelingen en zijn direct verwerkt in het financieel kader:
Leerlingenprognoses met een effect op de benodigde hoeveelheid. Dit geldt onder andere voor het leerlingenvervoer en onderwijshuisvesting.
Vervanging van voertuigen en installaties via vervangingsinvesteringen.
Wijzigingen in de kostentoerekening voor wat betreft het effect op de tariefsverhogingen. Tariefswijzigingen zijn afgezien van aanpassing aan de inflatie altijd een keuze.
Voorstellen waarin het beleid wordt gewijzigd of wanneer nieuwe initiatieven ten opzichte van de meerjarenbegroting 2021-2024 worden gedaan.
Dalende Rijksinkomsten voor specifieke taken. Het uitgangspunt bij Rijksinkomsten is dat het gemeentelijk aandeel in de kosten niet stijgt. Bij een dreigende stijging wordt een bezuiniging als keuze aan uw raad voorgelegd.
Samenvatting uitgangspunten 2022-2025: | |
Loonontwikkeling 2021 en 2022-2025 | 4,25%/3,00% |
Prijs-/inflatieontwikkeling | 1,00% |
Omslagrente en rente voor grondexploitaties | 1,25% |
Subsidies gesubsidieerde instellingen | 2,50% |
Leges, afvalstoffen- en rioolheffing (100% kostendekkend) | n.t.b. |
Gemeentelijke belastingen en overige heffingen 2022 (CBS-CPI januari 2021) | 1,60% |