Deze Kadernota bevat een groot aantal voorstellen voor de begroting en de financiële positie van de nieuwe gemeente. De begrotingen van de huidige gemeenten worden samengevoegd, wijzigingen in de reserves en voorzieningen en in de algemene uitkering worden doorgevoerd, verschillen opgelost, en onvermijdelijke ontwikkelingen en keuzes worden aan de raad voorgelegd. Op deze wijze wordt een financieel kader voorgelegd als start voor de nieuwe gemeente. De raad van de nieuwe gemeente moet uiteindelijk in januari 2022 de begroting goedkeuren waarna (bij een sluitende begroting) het preventief toezicht kan worden opgeheven.
Naast dit financieel kader (begroting) is het voorstel om ook de bestaande financiële regels (financiële verordening) bij de start van de nieuwe gemeente vast te leggen. In de financiële verordening van Purmerend en Beemster zitten verschillen (o.a. waar het gaat om grensbedragen) en beide verordeningen zijn op een aantal onderdelen verouderd. In dit hoofdstuk worden de wijzigingen die de colleges willen doorvoeren voor u opgesomd. Bij uw instemming zullen deze worden vertaald in de verordening voor de nieuwe raad.
In de Financiële verordening worden de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vastgelegd. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De verordening is verplicht volgens artikel 212 gemeentewet.
Tussen Purmerend en Beemster zat een verschil in de aanbieding van de Kadernota/Kaderbrief (Beemster: vóór 1 mei, Purmerend: voor het zomerreces), de rapportagegrenzen (Beemster: € 25.000, Purmerend : € 100.000), indexering, de overheadberekening en wat meer tekstuele zaken. Als basis is de verordening van Purmerend aangehouden, maar op de punten met de belangrijkste verschillen worden hierna nieuwe voorstellen geformuleerd. Beide verordeningen worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe verordening.
Verduidelijking tekst over wanneer nu bij niet kunnen uitvoeren activiteiten in enig jaar budget moet worden overgeheveld in de tussenrapportage of bij de jaarrekening. Uitgangspunt is bij de tussenrapportages een zo goed mogelijk actueel begrotingskader te hebben. Het minimumbedrag voor budgetoverheveling bij de resultaatbestemming is € 50.000.
Er wordt een nieuw systeem voor overheadtoerekening afgesproken. De overheadkosten die betrekking hebben op bouwgrondexploitaties, particuliere initiatieven (faciliterend grondbeleid), investeringen en doelsubsidies worden aan de betreffende programma's en beleidsvelden toegerekend middels een vast opslagpercentage voor eigen personeel (overeenkomstig een standaard berekeningsmethode met een berekening voor binnendienstmedewerkers en een voor buitendienstmedewerkers). Bij inhuur externe expertise wordt 50% van dit percentage gehanteerd en binnen het overzicht overhead apart als toegerekende overhead geadministreerd. Elk jaar wordt bij de begroting op het overzicht Overhead het percentage voor het dienstjaar vermeld. Bij de kostendekkende heffingen wordt in de tariefsberekening dezelfde methode gehanteerd.
Voorgesteld wordt de afschrijvingstermijnen van ICT hard- en software van respectievelijk 6 en 4 jaar aan te passen naar 5 jaar en herinrichting openbare ruimte wordt opgenomen met een termijn van 40 jaar.
Activa met zowel een economisch als maatschappelijk nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 50.000 worden niet geactiveerd (dit was € 25.000), uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
In de tussenrapportages worden de meldingsgrenzen: afwijkingen vanaf 5% op investeringskredieten tot € 2 miljoen, met een materieel minimum van € 10.000 en investeringskredieten van € 2 miljoen of meer met een materieel minimum van € 100.000 op investeringskredieten en afwijkingen groter dan € 100.000 op de raming van de baten en/of lasten per beleidsveld toegelicht. Bij dreigende overschrijdingen actieve meldingsplicht college.
Kredieten voor ICT voor hard- en software en beheersplannen (uitvoeringsprogramma wegen, asfalt) die niet zijn benut en onverdeeld zijn gebleven worden in principe jaarlijks afgesloten om de afschrijving te kunnen starten.
De huidige methode in de financiële verordening voor winstneming van grondexploitaties is niet conform de richtlijnen van het BBV. Hiervoor wordt verwezen naar de geldende regels. Deze worden sinds de jaarrekening 2019 al toegepast.
De termijn van de twee tussenrapportages is te laat in het jaar (besluitvorming september) waardoor er de laatste jaren voor wordt gekozen om in de Kadernota ook het lopende begrotingsjaar bij te stellen. Vervolgens wordt er conform de financiële verordening ook een zesmaands rapportage (1e tussenrapportage) opgesteld. Om deze herhaling en bijbehorende werklast te verminderen, is er gekozen om artikel 6, lid 2 hierop aan te passen: de eerste tussenrapportage betreft een vijfmaands rapportage en wordt aan de raad aangeboden voor het zomerreces. Het college kan besluiten om de eerste tussenrapportage te combineren met de Kadernota. De tweede tussenrapportage betreft een negenmaands rapportage en wordt in november aangeboden aan de raad. In de tweede tussenrapportage ligt de nadruk op realisatie van het lopende dienstjaar waarbij een goede eindejaarsverwachting van het resultaat wordt gemaakt.
Het opnemen van een grensbedrag voor de niet uit de balans blijkende verplichtingen: indien de financiële meerjarige consequentie uitkomt boven het drempelbedrag van € 400.000.